Tik.
Het schrijfhuisje waar ik momenteel vertoef, ziet er precies zo uit als op de foto’s en op de foto’s had het eruit gezien als zo’n huisje in het bos waar kabouters wonen of jonge meisjes tegen hun wil worden vastgehouden door types zonder vaste verblijfplaats. Het zonlicht valt prinsheerlijk door het bladerdek, een roodborstje molesteert het vetbolletje dat aan een boomstam hangt, eekhoorns springen van tak tot tak.
Tevens is het hier stil. En waar echte stilte heerst zijn overal geluiden, zoals u weet. Tok tegen het raam. Kriep in de kast. Tik boven het plafond. Daarmee was het begonnen, met die tik, op de eerste dag. Of liever tik, tik, tik. En toen ik achterom naar buiten liep, zag ik wat het was: een wespennest. Het mannetje was er snel. Hij deed zijn pak aan dus het was ernst. Nadat hij zijn ding had gedaan en was weggereden, begonnen de wespen in de kamer te vallen door de lichtaansluiting in het plafond. Versuft kropen ze over de grond, wachtend tot ik ze dood zou trappen en dat deed ik ook. De hele kamer zoemde van het stervende nest. Ja, de natuur, het is er me er eentje.
Ondertussen werk ik naarstig door aan de voltooiing van Billie & Seb. Alles wat ik toevoeg of weghaal is briljant. Pas wanneer ik ’s nachts wakker word, en versuft lig te luisteren naar de tok en de tik en de kriep, komt het stemmetje. Collega-schrijvers kennen het wel. Het stemmetje zegt: ‘Dit gaat helemaal mis, sukkel, wie denk je wel dat je bent?’ En de argumentatie, moet ik zeggen, is bijzonder overtuigend. Maar zodra het ochtendlicht in de kamer valt, ben ik alles wat het stemmetje zei weer vergeten en hervat ik onmiddellijk het werk in de stilte van de tik, tok en kriep en verder hoor ik hier helemaal niets, zelfs geen toon.
0 reacties