Onhandig met verdriet.
Vanochtend verzond ik een email naar iemand van wie ik niet zeker wist of ze wist wie ik was dus ik schreef: hier is mijn website, daar lees je meer over mij. Maar toen ik zelf op die website ging kijken, stond er een blogpost uit november 2018 op de homepage en ik dacht: o ja natuurlijk, ik heb in de voorbije maanden een boek afgerond, deze website is gewoon vergeten dat ik nog bestond – of omgekeerd.
Ze is niet in Brussel. Niemand weet waar ze is.
Wat is het verschil tussen je eerste twee en je laatste twee romans, vroeg hij.
Ik zei: de eerste twee heeft mijn moeder nog gelezen.
Daarstraks belde ik haar op, in haar bejaardentehuis. Ik vroeg het ging. Ze zei: Prima zoet, maar waar ben ik nu eigenlijk? In Brussel?
Ze is niet in Brussel. Niemand weet waar ze is.
In mijn niet-meer-zo-nieuwe werkkamer kijk ik uit op parkeerplaatsen en een plantsoen. Rechts van het plantsoen is een kerk. Een eindje de linkerkant op is de hoofdentree van de Nieuwe Ooster begraafplaats. Het resultaat van dit alles: iedereen die voor mijn raam parkeert is in principe verdrietig. Gisteren stapten er veel oude mensen uit de auto’s. Dat vind ik altijd geruststellend. Vorige vrijdag waren het voornamelijk twintigers geweest. Jonge mensen, onhandig met verdriet; bumpers schurend tegen de stoeprand. Oude mensen dragen hun smart rustig en elegant, als een bontmantel die zich met de jaren aan de vorm van hun krimpende lijven heeft aangepast. De begrafenissen die plaats vinden in de kerk bij het plantsoen gaan veelal gepaard met een fanfare en soms ook met een paard en kar die de kist langs het plantsoen naar de Nieuwe Ooster voert, achterna gezeten door die fanfare. Vaak wordt er uitbundig bij gezongen, iedereen in het wit.
Ik weet niet welke van de twee opties ik prefereer, maar alleszins een van de twee.
In de komende tijd zijn er drie dingen die ik zeker ga doen: ik ga drie gedichten schrijven, ik ga vijf weken door Amerika reizen, en daarna ga ik mijn vijfde roman publiceren. Dat laatste zal gebeuren in september. Dat is inderdaad precies negen maanden na de simultane verhuizing van mijn moeder en ik naar onze respectievelijke bejaardentehuizen. De roman gaat dan ook over mijn moeder, en ook over iemand die mijn moeder had kunnen zijn. Ik heb hem geschreven met de rug naar de deur.
0 reacties