web analytics

Nu even niet over jou.

28 okt, 2020

Op een van de laatste dagen voordat de horeca sloot, ging ik uit eten met Gilles. Eigenlijk heb ik nu al te veel gezegd. Gelieve dat ‘uit eten’ figuurlijk op te vatten. We gingen uit eten, bij wijze van spreken. We zouden eten, als het ware. Wanneer men uit eten gaat met Gilles van der Loo dient men de grootste discretie in acht te nemen. Ik ben zevende reserve op de lijst van professionele mee-eters die hem mogen vergezellen wanneer hij een Amsterdams restaurant bezoekt dat hij voor het Parool gaat recenseren. Misschien. Misschien ben ik zevende reserve. Misschien ook niet. Ik moet discreet blijven, maar wat ik wel kan zeggen is dat ik hard heb moeten werken om op te klimmen tot zevende reserve en dat ik die positie hier niet zomaar te grabbel ga gooien door minder discreet te zijn dan Gilles zou willen.

Misschien vindt alles waarover ik nu schrijf enkel en alleen plaats in het diepst van mijn gedachten.

Dus mogelijk ging ik uit eten met Gilles, voor de krant. Dat was het plan. Wellicht. En zoals gebruikelijk mocht ik niet weten waar we uit eten zouden gaan. Dat laat Gilles slechts enkele uren van tevoren weten, via een gecodeerd bericht dat zichzelf na dertig seconden vernietigt. En wanneer ik het dan weet – áls ik het dus weet – mag ik tot publicatie van de recensie in het Parool aan niemand vertellen waar we aten. En al helemaal niet hoe het eten was. Laat staan dat ik iets kwijt kan over het interieur, de straat of wijk waar het restaurant (of bistro of eettentje of snackbar) gevestigd is. En nog minder over wat voor weer het was die dag en welke tram ik nam om ernaartoe te gaan – terwijl er in mijn wijk maar één tramlijn rijdt, dus ik kan niet eens vertellen waar ik woon of van waar ik vertrok om naar dat etentje te gaan, ik kan niets zeggen over de wijze waarop de herfstbladeren rond dwarrelden toen ik de laatste meters naar de plek van afspraak te voet aflegde, niets over wat ik eerder die dag heb gedaan of waar ik ben geweest want dat zou de aandachtige lezer op een spoor kunnen zetten, een verkeerd spoor wellicht maar een spoor, en alle mogelijke sporen moeten vermeden worden. Sterker nog, ondanks het feit dat Gilles mij hier nog nooit om heeft verzocht – hetgeen mij verwondert – heb ik de gewoonte ontwikkeld om bij zulke gelegenheden de locatievoorzieningen op mijn telefoon uit te schakelen, en mijn social media apps tijdelijk te verwijderen.

Zit ik nu weeral thuis op een doordeweekse dinsdagavond?

U zal zeggen: dat gaat ver. Ja, dat gaat ver. Ik doe, denk ik, weinig dingen discreter dan uit eten gaan met Gilles van der Loo. Soms, wanneer ik na zo’n avondje thuiskom en de zaken rustig overdenk bij een laatste glas wijn in de woonkamer, word ik overvallen door de mogelijkheid dat het hele ‘etentje’ helemaal niet heeft plaats gevonden. Misschien vindt alles waarover ik nu schrijf – dat zogenaamde ‘uit eten gaan’ met Gilles van der Loo – enkel en alleen plaats in het diepst van mijn gedachten, zoals de meeste dingen in mijn leven. Alleszins. Kort nadat ik de coördinaten voor die avond had ontvangen, belde het beoogde restaurant af. Coronagevalletje onder het personeel. Kan gebeuren En aldus zaten wij alras gewoon bij Scheepskameel op het Marineterrein, dat kan ik hier vertellen zonder dat dit ook maar de minste gevolgen zal hebben voor mijn positie op de lijst van professionele mee-eters die al dan niet af en toe Gilles van der Loo mogen vergezellen. We begonnen met een glas champagne en Gilles zei: ‘Luister Ivo, nu even niet over jou.’

Geen wonder dat ik me verder vrijwel niets van deze avond kan herinneren. Anyways, waarom denk ik hier nu aan, terwijl ik in mijn schrijfkantoor zit, en uitkijk op het plantsoen waar de bomen machtig mooi geel kleuren, en waarlangs de mensen in vrede met hun mondkapje op de kin voorbijfietsen? Geen idee. Misschien omdat ik zaterdag eindelijk weer eens zal eten met Gilles, en met Rob, of drinken, of allebei, dat weet ik eigenlijk niet maar alles wel conform de regels uiteraard en in privé-kring – of misschien omdat ik me verveel terwijl ik toch meer dan genoeg te doen heb, maar toch is het zo: ik verveel me wezenloos deze dagen, lees een boek terwijl de meisjes een film kijken en denk: zit ik nu weeral gewoon thuis op een doordeweekse dinsdagavond?

Vorige week keek ik de hele week voetbal, elke avond, sfeerloze potjes met neppubliek die me nauwelijks deden opveren, een enkele keer misschien, bij die goal van Götze, en ook bij die gemiste kans van Promes omdat ik een paar weken daarvoor, toen we nog mochten voetballen, ook zo’n kans gekregen had, precies zo’n situatie, een bal van de zijkant, ik alleen voor de keeper en ook ik trapte hem met mijn slechte voet precies naar waar die keeper lag. Alleen ging mijn bal er wél in, misschien omdat ik wél met vertrouwen speelde en daardoor geluk had, misschien omdat ik genoot van de regen die de hele avond ongenadig hard op ons viel, we waren doorweekt zodra we het veld op liepen, een goddeloze avond in Amsterdam-Noord, oude mannen in versleten tenues, en dan die regen die viel in het kunstlicht, genieten was het, van de zuurstof in de lucht en het zweet en het water die zich met elkaar vermengden in onze shirts, en de flauwekul tussen de potjes door en soms ook wel tijdens de potjes, oude jongetjes met oude praatjes, bewegingen nabootsend die ooit vanzelfsprekend waren, gedachteloos en vloeiend, en die nu na de wedstrijd met kapotte enkels en knieën tevreden weer naar huis fietsten. Rob is er ook altijd bij, Rob scoorde ook, in hetzelfde potje als ik, doelpunten van Waumans en Victoria en toch verloren we – je verzint het niet.

Schrijvers die nu met een dystopische roman komen aanzetten hebben er niks van begrepen.

Dat is wellicht ook het hele probleem met deze dagen: er valt niks meer te verzinnen. Mensen zeggen tegen me: jij zal zeker nogal veel inspiratie hebben om te schrijven ‘in deze tijden’? Maar de werkelijkheid slaat mij elke vondst uit handen nog voor hij mij te binnen kan schieten. Er valt helemaal niks te schrijven, fantasie is in een noodtempo irrelevant geworden, schrijvers die nu met een dystopische roman komen aanzetten hebben er niks van begrepen, dit is geen tijd om vooruit te kijken, dit is een tijd om weemoedig en melancholisch uit je raam staren, naar die bomen die machtig mooi geel kleuren, een tijd om je te vervelen terwijl je in het diepst van je gedachten ‘uit eten gaat’ met Gilles van der Loo, of in de gietende regen een slimme loopactie maakt waardoor je vrij voor de keeper komt, dan de bal van de zijkant, voor je slechte voet, er is geen tijd dus het moet in één keer, je raakt de bal compleet verkeerd, de verraste keeper grabbelt vergeefs, je scoort. En wanneer je jezelf omdraait en terug naar de eigen helft loopt, zie je Rob staan die met een brede grijns zijn duim opsteekt, naar ik vermoed omdat ook hij weet dat er een wereld bestaat waarin dit allemaal nooit voorbij zal gaan – dat soort gasten zijn wij namelijk, en dat soort gasten zullen wij altijd zijn.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *