Hokje.
Voor de voorstelling, die vier uur zou duren, moest ik nog even naar toilet. Sinds enige tijd zijn de toiletten in de Stadsschouwburg genderneutraal. Ik wil op deze plek niet ingaan op de zin en onzin van de oprukkende genderneutraliteit in onze samenleving, of misschien wil ik dat wel maar doe ik het een andere keer, maar in het geval van toiletten kunnen we er één ding over zeggen: hier is bijzonder slecht over nagedacht. Weliswaar zorgt de ingreep ervoor dat de dames dubbel zoveel hokjes ter hunner beschikking hebben in vergelijking tot vroeger tijden (en laat er geen misverstand over bestaan: deze hokjes zijn hen zeer gegund) maar zoals wij allemaal weten: overvloed voor de een, leidt tot schaarste voor de ander en aldus wordt een kleine minderheid van mannen door de ontstane situatie in grote verlegenheid gebracht en dan probeer ik hier uit alle macht het woord discriminatie te vermijden hetgeen bij deze niet is gelukt.
Het is een slimme, zelfstandige angst die niet uit mij voort komt maar die mij besluipt, in stilte.
Ik weet niet meer wanneer ik het ontdekte. Het heeft zich stilletjes ontwikkeld in de schaduw van mijn bewustzijn tot het klaar was voor een publiek leven. Het is geen angst in die zin dat ik de ander vrees of dat ik mij schaam voor zijn nabijheid. Het is geen angst zoals het gruwelen bij een horrorfilm, het is geen angst zoals die voor de dood. Het is een slimme, zelfstandige angst die niet uit mij voort komt maar die mij besluipt, in stilte. Er is niets aan de hand, ik voel een gezonde aandrang, ik sta met het juiste materieel in de aanslag, er komt iemand naast me staan en dan, op dat moment, voel ik een klamme hand in mijn nek die alle leven uit de relevante afvoerkanalen wegzuigt en ze afsluit met een blok beton.
Kortom. Ik wil mijn hokje terug. Waar is mijn hokje? Welnu, in de toiletten van de aangrenzende Rabozaal zo bleek even later, want daar vond de voorstelling plaats. In die voorstelling, overigens, werd live op het podium geplast door een naakte vrouw. Dat was zo ongeveer na drie uur, en in dat tijdsbestek hadden wij al zoveel naakte vrouwen en mannen gezien dat toen er eentje begon te plassen, wij ternauwernood een geeuw konden onderdrukken. Verder bevatte deze voorstelling wel een aantal prachtige momenten die de quintessens van mijn vaderland probeerden te vatten waarbij mijn vaderland naar mijn gevoel, al te makkelijk in een grotesk, clichématig – komt-ie – hokje werd geduwd. Maar toegegeven: het zag er af en toe verbluffend mooi uit, én ik ben per direct fan van vendelzwaaien geworden. Dat is toch ook al iets.
Naastenvrees!