De onkundige enthousiasteling.
Sinds een jaar of twee heb ik een schrijfkantoor boven een bruin café. Een potentieel carrière vernietigend idee, toegegeven, dat er in de praktijk evenwel voor heeft gezorgd dat ik een onverwoestbare werkethiek heb ontwikkeld. Inderdaad, uit bittere noodzaak komen soms de meest verbazingwekkende dingen voort.
Een prachtig boek kan mij tot in het diepst van mijn schrijversziel kwetsen.
Wanneer ik een prachtig boek of verhaal lees van een collega, kan dit mij tot in het diepst van mijn schrijversziel kwetsen en tot wanhoop en/of woede drijven omdat ik vind dat ik dat verhaal had moeten schrijven. Maar wanneer ik al schaatsend wordt voorbij geflitst door drie tienjarigen in een treintje, en dit niet alleen met de handjes op de rug, lekker diep zittend, maar tevens met de grootst mogelijke minachting – hetgeen mij vandaag dus al binnen tien minuten gebeurde – dan gil ik vrolijk ‘Wacht op mij!’ en ga ze molenwiekend achterna zitten totdat ik mijn eigen snelheid niet langer meer onder controle heb en noodgedwongen een strategisch opgestelde boom langs de kant om assistentie moet verzoeken bij het remmen.
Maar het hoongelach kan mij niet raken. De onkundige enthousiasteling is onkwetsbaar. Als een idioot glijdt hij verder, door zijn eigen winter wonderland, de wangen tintelend van puur geluk.
Er zijn tijden geweest dat ik als schrijver ook zo’n onwetende sukkel was. Ik geloof, eerlijk gezegd, dat ik die sukkel mis.
Deze week schrijf ik elke dag een stukje geïnspireerd door de actualiteit dat ik ’s nachts voordraag bij VPRO’s Nooit Meer Slapen op de Nederlandse Radio 1. Dit was de bijdrage van gisteren. Je kan ze allemaal HIER terugluisteren.
0 reacties