Het manuscript van Boek 5 is vandaag exact twee weken in bezit van de editor-in-chief en zo dadelijk zal hij mij bellen om een afspraak te maken tijdens dewelke wij dit manuscript zullen bespreken.
En ik neem me voor om in de rest van mijn leven en carrière alles maar dan ook ALLES anders te doen.
Dat weet hij zelf nog niet uiteraard, dat hij me gaat bellen, maar dat gaat wel gebeuren, dat is nu eenmaal de macht van de schrijver: zodra het op papier staat, is het gebeurd of staat het te gebeuren en daar valt helemaal niets aan te doen. Dat klinkt misschien alsof ik erg in mijn nopjes ben met deze machtspositie maar net als talrijke collega’s heb ik er wel vaker gebruik van gemaakt, meestal zonder dat we het wisten weliswaar maar toch, en wat ik daarvan heb geleerd is: als datgene wat te gebeuren staat dan eenmaal ook gebeurd is zoals het al aan het papier werd toevertrouwd, nou, dan kan je dus alsnog flink in de aap gelogeerd blijken te zijn als schrijver, neem dat maar van me aan.
Afijn. Na het inleveren van een manuscript kunnen er twee dingen gebeuren. Of ik val ten prooi aan lethargie, apathie, leegte en verveling, voer dagenlang niets uit en vind alles stom. In dat geval is het boek af. Of ik word hyperactief, ga mijn kantoor opruimen, plan mijn agenda vol met zaken die erg belangrijk lijken en neem me voor om in de rest van mijn leven en carrière alles maar dan ook ALLES anders te doen. Dit laatste lijkt het geval. Kortom. Er is nog verduiveld veel werk aan dat boek. Neemt niet weg dat ik vanochtend al om half negen op de pont stond terwijl ik de avond ervoor het kantoor verlaten had om half tien. Ja, dat zijn nog eens werktijden. Immers in mijn voornemen ALLES anders te doen en nieuwe wegen in te slaan en het leven te leven to the max, heb ik mezelf nu één avond in de week toegewezen waarop ik niet naar huis ga maar zodra de laatste kantoorgenoot het pand verlaten heeft, de gitaar ter hand neem en liedjes schrijf. Dit deed ik gisteravond voor het eerst. Tot mijn genoegen stelde ik vast dat de duisternis in Amsterdam-Noord ongenadig toesloeg terwijl het aan de overkant altijd wel een beetje licht blijft, en voor het eerst in jaren zong ik onverstaanbare woorden op een halve melodie die seconden eerder nog niet bestond en zo leek het gedurende een uurtje of drie alsof ik helemaal alleen op de wereld was en dit hoeft verder niemand persoonlijk op te vatten maar ik was vergeten hoe lekker dat voelt.
En dáárna zal ik me bedenken dat ik me steeds meer een vreemde voel in de wereld.
Nu zit ik klaar om mijn to do-lijst erbij te nemen. We spreken hier over een erotisch verhaal, een verhaal over een strand, een column over kwesties van financiële aard, een scène voor een film, iets ludieks met de actualiteit, een dagelijkse talkshow op een festival, een opname van mijn stem en uiteraard ook dat ene plannetje dat ik er altijd bij schrijf, nu toch al zeker sinds een jaar of vijf, wanneer ik die to do lijst opnieuw maak, namelijk een briljant idee voor een opera zonder muziek, zonder zang, zonder liederen of wat dan ook maar wel een opera en wel een met de titel ‘De dood van Antonio Vissariou’ – don’t ask. Maar éérst nog even facebooken en éérst nog even twitteren en éérst nog even instagrammen en éérst nog even appen en dáárna nog even stiekem roken en dáárna een boterham eten en dáárna een essay van Alma in het NRC van vorige week lezen dat mij met verstomming zal slaan omdat het in feite een levenbeschouwelijke variant betreft van een grap die mijn oude moedertje altijd vertelde en die grap gaat als volgt:
– Lust uw broer graag kaas?
– Ik heb geen broer.
– Nee, maar áls ge nu een broer zoudt hebben, zou die dan graag kaas lusten?
En ik weet niet of u dat essay gelezen hebt maar geloof mij: de grap is beter. En dáárna zal ik me bedenken dat ik me steeds meer een vreemde voel in de wereld en me afvragen waar het toch in godsnaam met mij naartoe moet in dit leven en dáárna…
Wet van Victoria artikel 36bis: te allen tijde vrouwen met kleine hondjes wantrouwen.
Nu ja daarna kan ik waarschijnlijk gewoon naar huis en maak ik een fabelachtige Mee Goreng op de wijze van Ottolenghi en kijken mijn vrouw en ik een episode van Ozark – late to party, maar wát een lekkere serie – en ga ik lekker vroeg naar bed en wanneer ik er eenmaal in lig, begin ik me enorme zorgen te maken over geld en werk en liefde en toekomst en bedenk ik net op tijd dat dit niet de plek noch de tijd is om hierover na te denken dus sluit ik mijn gedachten af met behulp van een paar ademhalingsoefeningen die ik ooit van een osteopaat heb geleerd – don’t ask – en zink ik weg in een diepe slaap gevuld met de wildste dromen die alle kanten op schieten en waarvan ik er mij bij het ochtendgloren maar één herinner namelijk die waarin de beelden plots naar zwart-wit switchen en ik dicht tegen een vrouwelijke collega-schrijver aan sta, iemand die ik helemaal niet zo goed ken, iemand die ik zelden spreek, maar toch hangt er plots een enorme geilheid in de lucht en we zoenen en er is ook nog een klein hondje in het spel – Wet van Victoria artikel 36bis: te allen tijde vrouwen met kleine hondjes wantrouwen – en daarna word ik wakker met het gevoel waarmee ik de laatste tijd wel vaker ontwaak, ook wanneer ik helemaal niet gedroomd heb, ook wanneer de editor-in-chief helemaal niet gebeld heeft zoals hij al twee weken niet belt maar zo dadelijk wel zal doen namelijk: met het gevoel aan een ramp te zijn ontsnapt.
0 reacties