De dag begon met Easy Way Out van Elliot Smith, een van de mooiste haatliedjes die ik ken met onder meer de heerlijk vileine regels: I heard you found another audience to bore / A creative thinker who imagined you were more.
Pas een dag of tien later ontving ik de schriftelijke bevestiging van het feit dat ik gedumpt was.
Alle haatliedjes zijn ook liefdesliedjes, uiteraard, wellicht zijn haatliedjes dat wel méér dan echte liefdesliedjes omdat je er de pijn in voelt van de verlatene, de bedrogene, de genegeerde en uit die pijn spreekt dat verdomde verlangen waar wij allemaal bij tijd en wijle zo gek van worden, het verlangen om gezien te worden, geliefd, genomen.
Ik zag Elliot Smith twee keer optreden; een keer in de AB Club en een keer tijdens Les Nuits Botaniques in Brussel. Beide keren had hij een hele slechte begeleidingsband bij, beide keren speelde hij gelukkig ook een deel van de set solo, alleen met gitaar, en stonden de tranen me in de ogen. Het concert tijdens Les Nuits keek ik samen met mijn toenmalige liefde en kort daarna maakte ze het uit zonder opgaaf van redenen. Ze verdween simpelweg en sms’te me pas een dag of tien later de schriftelijke bevestiging van het feit dat ik gedumpt was. Ik weet nog precies waar ik was toen dat gebeurde: ik was in Holsbeek, stond met mijn vader te kijken naar een voetbalwedstrijd waar de zonen van mijn zus in meespeelden. Een zachte, aangename dag in oktober, voorzien van een prettig herfstzonnetje. Ik checkte onafgebroken mijn telefoon, stuurde haar steeds wanhopigere berichtjes, ik deed, kortom, alles fout en ik voelde de blik van mijn vader die zoals gewoonlijk niks zei maar wellicht alles begreep. Toen ze uiteindelijk antwoordde en mij de genadeklap toediende, stopte ik mijn telefoon weg en keek onbewogen de wedstrijd uit terwijl ik heel zachtjes implodeerde. In de weken erna huilde ik twee keer: een keer naast een collega in de auto terwijl we samen naar de Quick reden voor de lunch. Een keer bij mijn ouders thuis op de bank.
Niet álle mensen die mij ooit een brief schreven zullen blij zijn dit te vernemen.
Uiteraard schreef ik er ook een liedje over, geen haatliedje, wel een liedje waarin ik me sterker voordeed dan ik was en ik hoopte natuurlijk dat zij zou opduiken bij een concert van de band waarin ik toen speelde, en dat ik dan dat liedje kon spelen en dat zij het allemaal zou begrijpen en me stante pede terug zou willen. Zo hadden we elkaar per slot van rekening ook leren kennen, door een liedje. Zij was de radiopresentatrice, ik was de zanger die live op de radio akoestisch zijn nieuwe single speelde, in een mobiele opnamestudio op het Dour Festival, temidden van een enorme chaos van modder en mensen, ons bandje speelde er, we hadden de kleedkamer naast die van Destiny’s Child, maar dat is een heel ander verhaal. Alleszins, terwijl ik dat liedje speelde, had ik haar onafgebroken in de ogen gekeken (een paar jaar daarvoor had een ex mij bekend dat ze voor mijn ogen gevallen was en sindsdien buitte ik die ogen uit, als een pooier zijn hoeren) en ja ik kan je verzekeren, als je dat een beetje goed doet, is het de beste versiertruc die er is en enkele weken later stonden we in Leuven te zoenen tegen een muur van de Sint Michielskerk. Maar nu gebeurde er niets. Of toch wel: ze mailde me dat ik moest stoppen met haar uit te nodigen voor concerten en voegde eraan toe dat ik haar ook om andere redenen niet meer hoefde te contacteren. Wanneer ik nu terugdenk aan die tijd, lijkt het alsof ik nog jaren kapot ben geweest van die liefde. Een donkere, donkere tijd, waarin ik alleen op mijn appartementje in Antwerpen zat, veel te veel dronk en nog meer blowde, en in niets zin had.
Deze dagen zeg ik tegen mensen die mij subtiel waarschuwen dat ze gaan verdwijnen dat dit goed is.
Dit weekend reorganiseerde ik mijn archief. Een groot deel van dat archief bestaat uit schoenendozen van het merk Patrick, een klassiek Frans sportschoenenmerk dat eind jaren ’90, begin jaren 2000 inhaakte op de sneakerhype en toen waanzinnig mooie sneakers maakte tot ze daar plots mee ophielden, ook al zonder opgaaf van redenen – ik zie nu al googlend dat ze toch weer een paar aardige modelletjes op de markt hebben tegenwoordig maar lang niet zo mooi als de sneakers die ze toen maakten – en die dozen zijn gevuld met alle brieven die ik ooit heb ontvangen. Niet álle mensen die mij ooit een brief schreven zullen blij zijn dit te vernemen. Alleszins, ik vond een uitgeprintte email van haar terug, een liefdesbriefje waarin ze tegelijk subtiel aankondigde te zullen verdwijnen – maar dat had ik toen nog niet door. Ik zag de datum en ik realiseerde me dat ik niet langer dan vijf maanden in die eindeloze donkere tunnel kon hebben gezeten, zelfs korter, want vijf maanden nadat ik daar bij dat voetbalveld was geïmplodeerd, leerde ik de moeder van mijn dochters kennen en toen voelde ik me alweer een hele tijd geweldig, ik weet nog dat ik dacht: dit komt me helemaal niet goed uit, ik wil nog wat langer profiteren van dit geweldige gevoel maar ja maar ja en de rest is geschiedenis.
Dit alles is nu meer dan zeventien jaar geleden. Ik heb die verdwenen liefde nog één keer gezien, tijdens een concert in Brussel, ik zag haar in een flits, technisch gezien kon je het niet echt een waarneming noemen, ik keek niet lang genoeg om het beeld compleet te maken maar ik wist meteen dat zij het was en ook wist ik meteen dat ze mij had gezien. Ik draaide me om en concentreerde me op een plek in de zaal waar de band helemaal niet stond te spelen, en ik voelde haar blik, ik voelde hoe ze mijn kant op kwam lopen en op een meter of twee even bleef staan, ik voelde haar aarzeling, ze wilde iets zeggen, maar ik bleef strak voor me uit kijken, uitdrukkingloos, en bewoog niet. Uiteindelijk voelde ik hoe ze verder liep, dieper de zaal in, en ik keek om en ik zag haar rug en daarna verdween ze, alweer, en deze dagen zeg ik tegen mensen die mij subtiel waarschuwen dat ze zouden kunnen gaan verdwijnen dat dit goed is maar dat als het zover is, ze het wel even van tevoren moeten zeggen. Niet zomaar verdwijnen. Dat is niet leuk.
0 reacties